Knieprothese leidt niet altijd tot actiever leven

Opgelet: Dit is een verouderd artikel uit ons archief. De inhoud kan inmiddels niet meer van toepassing zijn.

Terug vlot kunnen rondstappen, dat is waar de mensen met zware knieartrose naar uitkijken wanneer ze de stap naar een knieprothese zetten. Maar uiteindelijk bewegen ze minder dan ze voor hun operatie hoopten, stelt een recente Amerikaanse studie. Nochtans is voldoende beweging ook nodig voor een goede werking van de prothese.

Een knieprothese geeft je de kans om opnieuw een meer actief leven te leiden, maar ook bij ons wordt die mogelijkheid te weinig gebruikt, vertelt professor dokter Johan Bellemans van UZ Leuven.

Een Amerikaans team van kniespecialisten volgde 90 mensen met zware knieartrose bij wie in hun ziekenhuis een knieprothese geplaatst werd. Voor de ingreep peilden ze bij deze mensen naar hun verwachte deelname aan 36 verschillende vormen van fysieke vrijetijdsactiviteiten. Van tuinieren tot yoga of een regelrechte beoefening van de een of andere sport.

Ondanks de hooggespannen verwachtingen was er een jaar later veel minder van de plannen uitgekomen dan verhoopt.

Voor de ingreep dachten de mensen gemiddeld ongeveer 23 uur per week fysiek bezig te zijn tijdens de een of andere vorm van vrijetijdsbesteding. Uiteindelijk bleven ze op 11 uur per week steken, zo blijkt uit het onderzoek dat binnenkort gepubliceerd wordt in The Journal of Arthroplasty.

Dromen doen leven

De onderzoekers zien verschillende verklaringen voor dit grote verschil.

Voor de ingreep hebben de mensen meestal zeer veel pijn en zitten ze op een dieptepunt wat miserie betreft. Ze kunnen nauwelijks nog uit de voeten, letterlijk zelfs, terwijl de prothesen beterschap beloven. Logisch dus dat ze wegdromen.

Tegelijk weten ze niet wat ze mogen verwachten. Er wordt wel beloofd dat ze meer zullen kunnen bewegen, maar niet hoeveel meer. Is dat evenveel als toen ze nog zoveel jaar jonger waren of maar iets meer dan voor de ingreep? Zullen ze alles mogen doen wat ze willen of toch niet?

Het probleem is dat de verwachtingen en grenzen van de belasting zelden meer in detail besproken worden met de arts. Doorgaans is iedereen bijna uitsluitend bekommerd om de pijn en blijft men vrij vaag over de rest.

Stimuleren tot meer beweging

Bellemans herkent de problematiek en vindt dat er ook in ons land te weinig aandacht aan besteed wordt. Tijdens zijn opleiding heeft hij verscheidene jaren in de Verenigde Staten gewerkt en is dus goed geplaatst om een vergelijking tussen beide culturen te maken. “Het is een onderwerp dat ons bezig houdt en het kan hier ook inderdaad beter,” vertelt hij.

“We zouden onze patiënten meer moeten aanzetten om meer te bewegen. Dat is niet alleen beter voor hun gezondheid, maar ook voor de werking van de prothese. Want je krijgt er sterkere spieren door zodat je de beweging van je been en dus van de prothese beter onder controle kunt houden.”

“Veel mensen hebben ook een verkeerde reflex. Ze voelen nog wat pijn en besluiten daaruit dat het beter is om nog wat te rusten. Maar zo verstevig je geen verzwakte spieren. Je wordt niet sterker door niets te doen.”

“Misschien reageren wij artsen ook te vaak fout. We waarschuwen de patiënten op te letten dat ze hun prothese niet beschadigen, waardoor die zich misschien veel te voorzichtig gaan gedragen.”

Alle mogelijkheden uitputten

De kinesitherapeutische behandeling die de patiënten na de plaatsing van de prothese volgen, is volgens Bellemans ook wat kort. Net voldoende om de mensen terug in beweging te krijgen, maar niet veel meer dan dat.

De Amerikaanse onderzoekers wijzen er nochtans op dat een meer doorgedreven revalidatie nuttig is voor wie meer intens wil gaan bewegen: om terug aangepaste beweegpatronen te ontwikkelen die veilig zijn voor de prothese.

De mensen die zij spraken voor hun onderzoek zijn niet noodzakelijk ontgoocheld in hun verwachtingen, maar er zit zoveel meer in en het is spijtig dat we dat er niet uithalen, zo besluiten zij.

Bron: Jan Etienne, Bodytalk

www.knack.be

Geplaatst: 14/04/2012