Terugbetaling van medische interventies: richtlijnen aangepast voor meer transparantie en coherentie in de besluitvorming

Opgelet: Dit is een verouderd artikel uit ons archief. De inhoud kan inmiddels niet meer van toepassing zijn.

Het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) en het RIZIV ontwikkelden in 2008 richtlijnen waaraan de aanvragen tot terugbetaling van bepaalde geneesmiddelen (klasse 1) moeten voldoen. Het KCE heeft deze nu herzien en aangevuld met richtlijnen voor het uitvoeren van een budgetimpact analyse. Al deze richtlijnen werden bovendien uitgebreid naar alle medische interventies ( naast de geneesmiddelen ook prothesen, implantaten, evenals alle andere medische prestaties).Dit moet zorgen voor meer transparantie en consistentie van de economische analyses en het RIZIV helpen om betere en meer gemotiveerde beslissingen te nemen.

Na vaak jarenlange investeringen in onderzoek wil de fabrikant dat zijn medische interventie zo veel mogelijk wordt gebruikt. Een medische interventie die wordt terugbetaald door het RIZIV heeft meer kans om de markt te veroveren dan een niet terugbetaald alternatief, vooral als het gaat over relatief dure producten. Daarom doet de fabrikant vaak een aanvraag tot terugbetaling aan het RIZIV.
Telkens moet het RIZIV het product of de medische interventie op basis van een aantal vragen beoordelen: heeft ze een therapeutische meerwaarde t.o.v. de bestaande behandelingen? Is er vraag naar vanuit de gemeenschap en/of medische wereld? Wat is de prijs en hoeveel daarvan wil de firma of de verstrekker terugbetaald zien? Wat zou de budgettaire impact zijn voor het RIZIV? Voor bepaalde geneesmiddelen met een aangetoonde therapeutische meerwaarde (klasse 1) wordt bovendien de vraag gesteld of ze hun geld waard zijn, of anders gezegd : zijn ze kosten-effectief ? De bewijslast van die kosten-effectiviteit ligt bij de fabrikant.
De procedures die daarbij moeten worden gevolgd zijn duidelijk in de wet vastgelegd. De kwaliteitsvereisten van de aanvraagdossiers zijn minder duidelijk. Vooral de voorwaarden waaraan een kosten-effectiviteitsanalyse en budgetimpact analyse moeten voldoen zijn vaag. Het gevolg : een gebrek aan transparantie en consistentie in de aanvragen en een beperkte bruikbaarheid van die analyses voor de besluitvorming over terugbetaling.
Daarom stelde het KCE in 2008, samen met het RIZIV, 12 richtlijnen op voor kosten-effectiviteitsanalyses. Ze moeten worden gebruikt door de indieners van de terugbetalingsaanvragen voor klasse 1 geneesmiddelen, dus de producenten. Deze richtlijnen sommen de minimale vereisten op waaraan de aanvragen moeten voldoen inzake methodologie en rapportering.  Deze richtlijnen worden vandaag veel gebruikt. Op basis van de ervaringen van de afgelopen jaren heeft het KCE ze nu herzien en aangevuld met richtlijnen voor het maken van budgetimpact analyses. Deze aangepaste richtlijnen werden bovendien uitgebreid naar andere medische interventies dan de geneesmiddelen, waaronder prothesen, implantaten, en andere medische diagnose- of behandelingstechnieken.
Het domein van de gezondheidseconomie evolueert continu. Daarom zullen deze richtlijnen regelmatig aangepast moeten worden aan nieuwe ontwikkelingen en inzichten. Alleen op die manier kunnen ze nuttig blijven.

 

Bron: KCE (Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg), Persbericht, juli 2012

Geplaatst: 17/07/2012